In mei van dit jaar publiceerde ik het boek ‘Slim Jong Kind’. Het is een bewerking van het al (!) in 2009 verschenen ‘Kinderkoppie’. Madeleine Dinnissen las het boek en schreef er de volgende recensie over. Dank je wel Madeleine!
Slim Jong Kind; een must-read voor de professional die meer wil weten over de ontwikkeling van het kinderbrein en de invloed hiervan op het leerproces.
Van de Grift beschrijft in haar boek hoe je vanuit de breinontwikkeling naar jonge kinderen en hun gedrag kunt kijken. Ze onderstreept hierbij dat dit absoluut niet de enige benadering is. Zeker niet, maar het is wel een zeer leerzame voor professionals die met jonge kinderen werken en stil willen staan bij hun belangrijke rol in de ontwikkeling van deze doelgroep. Prettige bijkomstigheid is dat het geen dik studieboek is. Slim Jong Kind is beperkt in omvang en leest prettig weg.
De bedoeling van de schrijver is helder en moet wel haast elke onderwijsprofessional met hart voor het jonge kind aanspreken; ‘het boek is bedoeld om ons met verwondering en bewondering te laten kijken naar de leerkracht van het jonge kind. Om te inspireren en daar met een rijke leeromgeving een mooie en belangrijke rol in te spelen’.
Van de Grift geeft aan dat breinwetenschap de basis van de ontwikkeling van jonge kinderen blootlegt en dat de omgeving hierbij een belangrijke rol speelt. Nature vs nurture klinkt hier mooi in door. Het een ontwikkelt zich niet zonder het ander. De interactie tussen kinderen en hun omgeving neemt een belangrijke plek in dit boek in. Actuele kennis hierover kan goede aanknopingspunten bieden voor de jonge kindprofessional.
Het boek is opgebouwd uit vier delen. In deel 1 wordt de lezer meegenomen in een stukje evolutionaire pedagogiek en psychologie. Het belicht heel sterk waarom jonge kinderen zo kwetsbaar en tegelijk zoveel meer leerbaar zijn dan oudere kinderen en volwassenen. Van de Grift beschrijft dat jonge kinderen eigenlijk zeer sterke initiatiefnemers zijn. Ze doen veel om zelf rijke leerervaringen op te doen. Tevens wordt in dit eerste deel het belang van hechting en veiligheid uiteengezet.
In deel 2 wordt ingezoomd op het kinderbrein zelf. Hoe verloopt deze ontwikkeling van het brein bij kinderen van 0-7 jaar eigenlijk? Ook is er aandacht voor de verschillen in breinwerking bij jongens en meisjes. Ondanks dat er in dit deel soms letterlijk een kijkje in het brein, met bijbehorende terminologie, genomen wordt, slaagt van de Grift er toch in om het voor de lezer behapbaar en begrijpelijk te houden.
Waar deel 1 en 2 voor de onderwijsprofessional vooral qua theoretische achtergrond van belangrijke meerwaarde is om mee te nemen, geven deel 3 en vooral deel 4 meer praktische en daardoor zeer bruikbare inzichten voor de eigen praktijk. In deel 3 wordt namelijk beschreven hoe de omgeving van het kind kan inspelen op de ontwikkeling van het jonge kinderbrein. Welke rol speelt die omgeving bij bijvoorbeeld de taalontwikkeling en welke vorderingen maken kinderen helemaal op eigen kracht. Kortom; waar kan je als professional invloed op uitoefenen en welke slimheid zit ingebouwd in het kinderbrein zelf? Prettige inzichten om vervolgens in je eigen praktijk op in te kunnen spelen.
In het laatste deel van het boek komen verschillende leergebieden aan de orde. Deze gebieden worden door opvoeders vaak als vanzelfsprekende ontwikkeling gezien. Denk hierbij aan bijvoorbeeld aandacht, motoriek en emoties. Deze gebieden worden belicht vanuit de breinwetenschap. Daarna wordt een sterke koppeling naar de praktijk gemaakt, zodat het de onderwijsprofessional ook echt handvatten geeft.